1. Onderweg
In het beeldende werk van Hilde Overbergh echoot de stedelijke ruimte, met de sporen die de mens daar achterlaat. Dat zijn voor haar niet de spectaculaire blikvangers, niet de blinkende kantoorkolossen, de stromen auto’s of de met luxe overladen etalages. De sporen die Hilde Overbergh oppakt, zijn de dingen op mensenmaat, zaken die hun glans hebben verloren en nog slechts een bijrol spelen. Het is wat je fietsend door de stad kunt zien, gewoon in het voorbijgaan, op weg naar iets heel anders. De dingen die er niet toe lijken te doen en die we vanuit de ooghoeken waarnemen. De afgesleten strepen van een zebrapad, graffiti op de muren, containers met bouwafval, de stroken roodgeverfd asfalt die het fietspad markeren, verdwaald karton, reflecterende tape, weggewaaide plastic dopjes, en op de stoepen afgedankte matrassen en kapotte meubels die wachten op de vuilnisophaaldienst. Een vergeten stilleven met de hartenklop van de levende stad. Het zijn de dingen die je onderweg vindt, zonder dat je ze zoekt. Want wat zou een kunstenaar als Hilde Overbergh moeten zoeken? Ze vindt omdat ze kijkt. Veel eenvoudiger kan het niet.
Zo’n stedelijke omgeving die haar inspireert was Berlijn, waar ze in 2020 een tijdje als artist-in-residence verbleef. Uitgerekend Berlijn waar de verandering zich in hoog tempo voltrekt. Waar de sleetsheid van de geschiedenis spiegelt in de dynamiek van de moderniteit. Juist daar vond ze de schoonheid van het obsolete en onverwachte dat haar inspireert tot het scheppen van een eigen, andere werkelijkheid. Hilde Overbergh is niet het type kunstenaar voor wie het atelier een van de wereld afgescheiden domein is waar de dingen worden bedacht en in de stilte van de afzondering worden gemaakt. Hilde Overbergh werkt met wat de wereld haar biedt en die werkelijkheid reikt verder dan het atelier.
2. De realiteit van materiaal
Haar werk is een bijzondere vorm van realisme, in de meest pure betekenis van het woord. Ze vertrekt vanuit het materiaal dat ze vindt en dat ze gebruikt om wat het is. Om zijn textuur, om zijn kleur, om zijn geschiedenis, om zijn expressie, om zijn tactiliteit. En wat je allemaal nog meer over materiaal kunt opmerken. Het materiaal is bij haar een realiteit op zichzelf. Om die te zien is een andere manier van kijken nodig. Een open oog dat de dingen los kan zien van de functie waarvoor ze ooit gemaakt zijn. Los ook van de vertrouwde betekenis en waarde die de dingen gewoonlijk voor ons hebben. Dat materiaal dus. Een bij het afval gedeponeerd matras is in haar ogen geen matras meer maar een ding dat gereduceerd is tot vorm en materie en daarmee volkomen autonoom. Daar ziet ze de beeldende mogelijkheden in. Zij ziet de tekening in de matrasovertrek en snijdt die eruit om er in het atelier een tweede leven aan te geven. Of ze staat in haar handen met een rol ducttape, die taaie, grijs glanzende tape die ook het schijnbaar onmogelijke samen kan voegen. En ineens ziet ze in dat materiaal de plastische mogelijkheden, de beeldende kwaliteit. In “Sassy talks and crazy lives” uit 2019 heeft ze twee stroken ducttape in een haakse hoek in het beeld geplakt. Wat begon als een schilderij waar ze vervolgens een andere stof overheen gespannen heeft, wordt uiteindelijk een assemblage waar de twee stroken ducttape een verrassende afronding van zijn. Ze leggen een hoekige en dwingende vorm op een in aanzet schilderkunstig beeld en sturen dat een heel andere en vooral fysieke richting op. Je voelt als het ware het materiaal: bijna onachtzaam en slordig afgesneden, hier en daar een beetje bobbelend, alsof de snede een natrillende wond is. Zo wordt een reep ducttape een schilderkunstig gebaar. Het is die onontkoombare realiteit van tape die het werk boven zichzelf laat uitstijgen. Zo wordt een fragment uit de alledaagsheid in de handen van de kunstenaar schilderkunst.
Het materiaal dat ze gebruikt, kan alles zijn. Tentstokken, schuimplastic, plexiglas, industriële verf die je gewoon in de bouwmarkt koopt, een lap gekleurd textiel, een plaat aluminium, een matras. Als het maar materiaal is met karakter dat overblijft als het van zijn functie verlost is. Materiaal met een hart, materiaal met een historie.
Je zou het proces waaraan zij het materiaal onderwerpt een soort recycling kunnen noemen. Als je een reep ducttape kunt zien als iets wat op zichzelf staat, als het dus geen gaten meer hoeft te dichten in buizen, dan toont zich het materiaal zoals het is: sterk, grijs en glimmend, en een textiele structuur. En met die werkelijkheid wordt het ingezet door de kunstenaar. Zo conceptualiseert de kunstenaar de banaliteit van het materiaal. In the heart of the matter.
Essentieel in dat proces is dat er geen enkele voorstelling zichtbaar is. Het afbeelden van de werkelijkheid is zo ongeveer het laatste wat ze wil. Haar werk is de werkelijkheid zelf en het is de kunstenaar die fragmenten uit die werkelijkheid als kunst aanwijst.
3. It takes two to tango
Het proces van transformatie die Hilde
Overbergh haar materiaal laat ondergaan, kunnen we een vorm van abstraheren noemen. Het begint ermee dat ze de dingen die ze in haar steeds veranderende omgeving tegenkomt, meeneemt naar haar atelier.
Dat is een daad van isoleren, een belangrijke eerste stap. Ze haalt de dingen weg uit hun oude context waarin ze een functie en een daarmee verbonden betekenis hadden. Eenmaal in het atelier is een tentstok ineens geen tentstok meer en tape geen tape. Het isoleren is een geval van creatieve amputatie met het oog op nieuwe kansen. Het materiaal is op zichzelf teruggeworpen, moet het ineens van eigen, intrinsieke kwaliteiten hebben en dat maakt de weg vrij voor een andere, nieuwe blik. Abstraheren is als het schillen van een vrucht, net zo lang tot je de kern over hebt, waarmee je vervolgens aan een nieuw en ander gerecht kunt beginnen.
Om een mogelijk misverstand te voorkomen: Hilde Overbergh abstraheert maar daarmee is haar werk nog niet abstract. Aan een achtergelaten matrasovertrek of aan een oud spieraam is op zichzelf weinig abstracts. Maar als het rauwe materiaal eenmaal in haar atelier is beland, gebeurt er wel iets anders. Op dat moment wordt het een van de instrumenten uit haar gereedschapskist. En wat voor andere kunstenaars kostbare olieverf uit een tube is, is voor haar dat op straat achtergelaten spul dat voor niemand nog waarde lijkt te hebben, maar waar zij de kracht in ziet waarin onze wereld resoneert.
Haar werk is gebouwd op tegenstellingen die ze vindt in haar materiaal en die ze expliciet voelbaar maakt. De schilderijen, installaties, collages en assemblages zijn gebaseerd op de spanning tussen de tegendelen. Het een kan niet zonder het ander, de dingen ontlenen hun betekenis aan elkaar. Ofwel, om te dansen moet je met tweeën zijn, it takes two to tango. Het platte vlak confronteert ze met ruimtelijkheid, de vorm wordt onder spanning gezet door de tegenvorm te benadrukken, vol staat tegenover leeg, open tegenover gesloten, aanwezigheid benadrukt afwezigheid, licht vecht met donker, en zo verder. “Are you focusing on the black dot?”, een assemblage uit 2018, is zo’n werk dat gebouwd is op tegenstellingen. Dat maakt het werk gelaagd en dubbelzinnig en van verschillende kanten benaderbaar. Het werk stelt vragen die het kijken aan de orde stellen en waar juist daarom geen antwoorden bij horen. Want waar kijken we naar? Niet alleen naar een zwarte cirkel hoe zeer die het werk ook domineert. Die zwarte schijf – bij nader inzien een blad zwart schuurpapier – voert automatisch naar zijn pendant: de twee kleinere blauwe vlekken daaronder die schouder aan schouder zich teweer lijken te stellen tegen het strenge zwart. Zo’n zelfde afhankelijkheid geldt voor het gelaagde linker luik van de assemblage dat niet zonder de leegte van de rechthoek ernaast gezien kan worden dat een restant materiaal uit de werkplaats van een meubelstoffeerder blijkt te zijn.
En als we het toch over kijken hebben: er is nog iets bijzonders aan de hand met het linkerdeel van de assemblage. Het plankje met de zwarte en blauwe bollen laat iets zien en tegelijk verbergt het ook iets anders: het ontneemt het zicht op het kleine schilderij dat er deels achter schuilgaat en dat juist daardoor grotere nieuwsgierigheid wekt. Een typische paradox: het verhullen van een deel vergroot vooral de begeerte om het geheel te zien.
We kijken dus ook naar wat we niet zien. In deze context ziet de roze mousse eruit als een kader van een schilderij, maar dan zonder beeld. En wat wellicht het bij dat kader horende beeld zou kunnen zijn, staat ernaast: een plankje en een schilderij, samen een koppel, die zo uit het kader lijken te zijn gestapt. Om als autonoom beeld verder te gaan, weg van het kader dat van een beeld een illusie maakt. Zo bezien gaat “Are you focusing on the black dot?” over iets wat altijd als wezenlijk is beschouwd voor de schilderkunst, namelijk dat ze een illusie is. Als dat zo is, dan haalt Hilde Overbergh die illusie grondig onderuit. En niet alleen hier. Want dit werk zou je als een pars pro toto kunnen zien voor haar oeuvre en haar kunstenaarschap. Dit zou wel eens een sleutelwerk kunnen blijken te zijn, omdat het iets van het programma laat zien dat zich in haar kunstenaarschap nog steeds verder ontwikkelt. Er is geen illusie. Er is alleen werkelijkheid, die van het materiaal en die van het kijken.
Het is het kijken dat ons ervan bewust kan maken dat achter het zichtbare ook iets onzichtbaars schuilgaat, dat de werkelijkheid iets meer is dan een optelsom van dingen. Zo beschouwd is en blijft “Are you focusing on the black dot?” uiteindelijk een raadsel. En kunst is er niet op uit om het raadsel op te lossen maar juist om het te vergroten. Door tegenstellingen en paradoxen, bijvoorbeeld.
4. Het atelier, een manier van kijken
Het kunstenaarsatelier is een magische plek. Daar wordt iets gemaakt dat nog nooit eerder zo gezien is. En waar dus niemand van tevoren om vraagt. Pas als het door de kunstenaar gemaakt is en dus bestaat als een wereld op zichzelf, zien wij ‘het’ en kennen er waarde aan toe, wordt het kunst. Maar ‘kunst’ is een stempel dat de buitenwereld zet.
In het atelier doet het begrip kunst er helemaal niet toe. In het atelier gaat het om het werk van de kunstenaar dat altijd onderweg is en nooit helemaal af. Pas als het de drempel passeert en de buitenwereld in gaat om op eigen benen te staan, verklaart de kunstenaar het voor voltooid, en zelfs dat is bij Hilde Overbergh nooit helemaal zeker. Want kenmerkend voor haar kunstenaarschap is dat het een ongoing process is. Het atelier is een kraamkamer waar haar werk in een voortdurende staat van geboorte verkeert.
Dat is wat haar manier van werken en denken karakteriseert. Aan iets beginnen en niet, of niet precies, weten waar het uit zal komen en vooral alles zo lang mogelijk openlaten. Dat is wat we de atelier-attitude zouden kunnen noemen, in haar zuiverste vorm.
Een mooi voorbeeld van die open mind is “Perhaps they are not acting” (2021), zo’n werk dat heel lastig te benoemen is. Want wat is het? Een schilderij, een sculptuur, een assemblage? Misschien is het wel al die genres tegelijk, maar wat doet het er eigenlijk toe in welk hokje iets precies zou passen? Hilde Overbergh is geen kunstenaar die de keuze voor een vorm laat bepalen door de inhoud. Eerder omgekeerd. Zij valt voor het eigenzinnige materiaal dat onvermoede mogelijkheden blijkt te hebben, gaat daarmee aan de slag, deels intuïtief, deels overwogen. En dat leidt met vallen en opstaan tot een vorm die vooraf niet te bedenken viel. Alsof de vorm, en daarmee ook de inhoud, door het materiaal gedicteerd worden. The matter is the message.
“Perhaps they are not acting” begon letterlijk als een schilderij. Het startpunt was een aluminiumplaat waarop ze begon te schilderen en waar ze vervolgens een rechthoekig gat uit sneed om de illusie van een klassiek schilderij te doorbreken. Ook een gat kan een beeldelement zijn. Daarna sneed ze de hele plaat diagonaal doormidden en begon naar een compositie te zoeken, wat uitmondde in een constructie waarbij ze de twee delen weer aan elkaar laste in een hoek van 45 graden. Maar het gevecht bleef. Wat te doen met de schildering waarmee alles begon? Die was in feite overbodig geworden. De beelddrager was zelf het beeld geworden, een belangrijke tournure die je in haar werk veel vaker ziet. In “An unexpected moment”, 2016 (pag XX) bijvoorbeeld schemert het spieraam als een modernistische rechthoek door de transparante synthetische stof waarmee het spieraam bespannen is. De houten latten dragen het beeld niet meer, ze zijn zelf het beeld geworden.
Omdat het schilderij in “Perhaps they are not acting” niet meer nodig was, schilderde ze de aluminiumplaat over met ordinaire lak uit de verfwinkel, monochroom lichtblauw. En de voorstelling die met die ingreep verdween? Die wordt royaal gecompenseerd door de ergens gevonden matrasovertrek die bovenop het beeld gelegd is, bedrukt met weelderige bloemen in een zee van warm blauw. Een verrassend tactiel tegenwicht tegen het koude, scherp gesneden aluminium. En tegelijk wordt hier ook het kijken weer bevraagd. Wij laten onze waarneming namelijk sturen door een heel basale cognitie: wat zwaar en donker is, hoort onderaan. Wat lichter is, hoort daarboven. Zo maken we de zwaartekracht zichtbaar en zo kijken we ook naar het landschap. Het land onder, de lucht boven. Hilde Overbergh keert het om. Het zwaardere aluminium schildert ze lichtblauw als de gewichtsloze lucht, terwijl de materieel veel lichtere matrasovertrek door het donkerblauw wordt gedomineerd en zwaarder oogt en toch boven de aluminiumplaat lijkt te zweven alsof het zich kan onttrekken aan de zwaartekracht. Weer zo’n geraffineerd spel van tegendelen.
5. Try again, fail better
Hilde Overbergh haalt de dingen uit de alledaagse werkelijkheid haar atelier binnen zoals een ekster alles wat blinkt zijn nest binnen vliegt. Ze ziet mogelijk een nieuw leven in wat voor ons afgedaan heeft, ze keert de dingen om, beziet ze van alle kanten, durft te experimenteren en gaat aan de slag. Of legt ze weg om ze als het ware te laten rijpen. Soms hebben de dingen tijd nodig om echt gezien te kunnen worden. Of is de tijd onverbiddelijk en blijkt het materiaal toch onbruikbaar?
Om zo de werkelijkheid te benaderen is een open en onbevangen blik nodig die de dingen kan afpellen om een nieuw idee los te maken. Zo onconventioneel moet je wel denken als je juist geen gebruik wilt maken van de klassieke kunstenaarsmaterialen als verf uit een tube, linnen doek, kostbare steen of edelmetaal, geschept papier etc, allemaal materiaal dat de belofte van kunst al in zich draagt en dat technisch zijn mogelijkheden al eeuwenlang bewezen heeft. Hilde Overbergh vindt haar materiaal zoals gezegd op straat of koopt het in een bouwmarkt, niet de plaatsen waar je aan denkt als het over beeldende kunst gaat. Ook niet het materiaal overigens dat succes bij voorbaat verzekert.
Haar manier van werken kost tijd, en geduld. Kijken, rondlopen, onderweg zijn, vinden, zoeken – opmerkelijk bij haar: pas als ze vindt, weet ze wat ze zoekt. Arrangeren, wegzetten, hernemen, veranderen. En vooral wachten en kijken, steeds opnieuw, en steeds anders. Bij die houding past het ook dat een werk eigenlijk nooit echt af is. Alles blijft voor haar veranderbaar, kunst is in haar concept een levend organisme en haar manier van werken een voortdurend proberen. Hoe verbind je bijvoorbeeld verschillende elementen in één beeld? Plaats je ze naast of op elkaar, in elkaar, of juist ver uit elkaar? Het gaat precies om die onderlinge verhouding die het karakter en de betekenis van het werk bepaalt, en dus ook of de kijker het werk beleeft als een schilderij, een assemblage of een ruimtelijk werk. Voor haar is dat proces nooit definitief voltooid. Wij daarentegen hebben de behoefte om grenzen te trekken en dingen te definiëren, maar van die conventie hoeft de kunstenaar zich natuurlijk niks aan te trekken. Kunst is per definitie grenzeloos. Dus wanneer is iets voltooid? De schilder Pierre Bonnard was legendarisch als het erom ging een schilderij voor af te verklaren. Of liever: niet als voltooid te beschouwen. Eigenlijk kon hij nooit ophouden. Sommige critici zagen dat als besluiteloosheid, andere prezen hem om zijn open houding die soms zo ver ging dat hij zich ooit eens daags voor de officiële opening van zijn tentoonstelling stiekem liet opsluiten in het museum, met zijn penselen en verftubes natuurlijk. Zo kon hij ’s nachts ongestoord doorwerken om toch nog wat dingen te kunnen veranderen. Om af te maken, zouden wij zeggen. Af? Inderdaad: wat is af? Hilde Overbergh is ook zo’n kunstenaar bij wie niks ooit helemaal af is. Het blijft een kwestie van open kijken en anders zien. Van proberen ook, en daar hoort ook af en toe een mislukking bij. Dat is een onvervalst artistieke houding die door de Ierse schrijver Samuel Beckett zo werd verwoord in zijn verhaal Worstward Ho: “Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.”